Al voor zijn onafhankelijkheid kende België een lange militaire geschiedenis. De talrijke collecties van het War Heritage Institute, die van Bastenaken tot Breendonk over heel het land verspreid zijn, weerspiegelen het rijke verleden. Algemeen directeur Michel Jaupart geeft ons een rondleiding.
Waar bevinden uw collecties zich?
“Het War Heritage Institute omvat zes sites: het Koninklijk Museum van het Leger in Brussel, het Fort van Breendonk, Gunfire in Brasschaat, de Dodengang in Diksmuide, de Commandobunker van Kemmel in Heuvelland en Bastogne Barracks. Het beslaat duizend jaar militaire geschiedenis vanaf de 11de eeuw en omvat collecties uit alle Europese landen en soms ook van daarbuiten, bijvoorbeeld uit de Verenigde Staten en Japan. Het geheel is goed voor ongeveer 140.000 stuks: uniformknopen, zware en lichte wapens, helmen, borstplaten, pantsers, maar ook vliegtuigen en schepen.”
Omvatten ze ook andere dingen dan wapenuitrustingen?
“Zeker. Wij brengen het militaire fenomeen in al zijn dimensies, inclusief stukken die werden gebruikt in het kader van conflicten, denk aan propaganda-affiches, medisch materiaal, keukengerei om de troepen van voedsel te voorzien en documentatie over de inkwartieringen en vorderingen. We hebben ook een grote collectie schilderijen en beeldhouwwerken, onder andere maquettes van monumenten.”
Waarom werden deze niet op één enkele plaats gecentraliseerd?
“We vinden het onder andere belangrijk om honderden gevechtsvoertuigen tentoon te stellen, en die kunnen we onmogelijk opslaan in het Brusselse Jubelpark. Momenteel zijn deze te zien in Brasschaat en Bastenaken. Tegen 2026 zullen we een site openen in Ieper rond het concept ‘Tank World’. Daar zullen pantservoertuigen van na 1945 worden voorgesteld en zal uitleg gegeven worden bij de technische, tactische en strategische evoluties. Doorgaans weten we wel iets over de gepantserde oorlogsvoering tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar minder over de manier waarop deze nadien is geëvolueerd. We zullen ook een nieuw open depot creëren op de militaire basis van Bevekom, waar defensie ons een loods van enkele duizenden vierkante meter ter beschikking stelt. Daar zullen we onder meer een cargovliegtuig C-130 tentoonstellen.”
We beschikken in Brussel over een museum dat op geen enkel vlak moet onderdoen voor zijn grote Europese tegenhangers.
Welke periode beslaat de collectie?
“In Brussel beslaan onze collecties een periode van maar liefst duizend jaar op een oppervlakte van 35.000 m². De meeste voorwerpen komen echter uit de 19de en 20ste eeuw, met stukken die teruggaan tot de periode van de Franse bezetting. Als we enkel het Belgische deel bekijken, begint de tentoonstelling met de revolutie van 1830, met Belgische en Nederlandse uniformen. De regeerperiodes van Leopold I en Leopold II alleen al vullen een heel grote zaal. Dan volgen de twee grote zalen van 14-18. Alle strijdende partijen zijn vertegenwoordigd, met de merkwaardige uitzondering van Griekenland. Er zijn echter wel stukken uit Japan te zien bijvoorbeeld. In de nieuwe zalen, en dan in het bijzonder de zalen gewijd aan de Tweede Wereldoorlog, hebben we elke vorm van zwart-witdenken vermeden.”
Wat wil dat zeggen?
“We brengen een genuanceerde geschiedenis en verwijzen naar historische realiteiten zonder een beschuldigende vinger uit te steken naar de ene of de andere partij. Bovendien is het onze bedoeling om de bezoeker die de site van Brussel bezoekt zin te geven om ook een dag door te brengen in Bastenaken, Breendonk of elders. Wij hebben het geluk enkele buitengewone plaatsen te kunnen laten zien, zoals de commandobunker van de Kemmelberg of het concentratiekamp Breendonk, dat het best bewaarde van Europa is.”
Hoe integreert u het didactische aspect in uw tentoonstellingen?
“Dat is een van de domeinen die we willen verbeteren. De zalen van de jaren 1920 zijn nog grotendeels in de staat waarin ze zich bevonden toen de collecties in 1923 werden geïnstalleerd in het Jubelpark. Er is echter verandering op til: in de nieuwe zalen hebben we veel meer rekening gehouden met het didactische aspect. Zo kunnen bezoekers hun smartphone gebruiken om aan de hand van QR-codes toegang te krijgen tot veel meer informatie dan via een klassieke audiogids. Dat is een positieve technologische evolutie, maar het veronderstelt wel dat er in alle zalen wifi beschikbaar is, wat vandaag nog niet het geval is. Onze gebouwen, die dateren van het einde van de 19de eeuw, zijn immers uitgerust met ijzeren bewapeningen. Hier wifi voorzien, is niet eenvoudig en ook niet goedkoop, maar het maakt wel deel uit van ons strategisch plan.”
Het War Heritage Institute omvat zes sites: het Koninklijk Museum van het Leger in Brussel, het Fort van Breendonk, Gunfire in Brasschaat, de Dodengang in Diksmuide, de Commandobunker van Kemmel in Heuvelland en Bastogne Barracks. In totaal spreken we over duizend jaar militaire geschiedenis, in beeld gebracht aan de hand van maar liefst 140.000 stuks.
Wat zou u aan de Belgische bevolking willen vertellen om hen aan te moedigen hun geschiedenis te herontdekken?
“Drie dingen. Eén: we hebben in Brussel een museum dat op geen enkel vlak moet onderdoen voor zijn grote Europese tegenhangers, zoals het Musée des Invalides van Parijs of het Imperial War Museum van Londen. Twee: dit museum toont de geschiedenis volgens een chronologische tijdslijn en op een evenwichtige manier, waarbij we de voorbije twee jaar sterk gewerkt hebben aan een betere contextualisering. Drie: het War Heritage Institute helpt ons te beseffen dat ons landje altijd al een belangrijke rol heeft gespeeld op het Europese toneel. Dat was uiteraard het geval tijdens de twee wereldoorlogen, waarin België een achtenswaardige positie innam met de middelen waarover het beschikte en die in geen enkel opzicht vergelijkbaar waren met die van de ons omringende grote mogendheden.”
Daar mogen we als land uiteraard trots op zijn…
“Dat denk ik wel. Altijd en overal hebben wij Belgen onze verantwoordelijkheid genomen, waarbij we de nodige risico’s op het slagveld niet geschuwd hebben. Dat gebeurde trouwens niet altijd met veel enthousiasme, wat dan weer de typisch Belgische prozaïsche houding weerspiegelt. Toen er echter weerstand geboden moest worden tegen de bezetter, hebben onze ouders en grootouders wel het nodige gedaan om onze vrijheden en het respect voor de democratische waarden te garanderen.”